Het is dit jaar al weer 75 jaar geleden dat bij de inhuldiging van Koningin Juliana (in september 1948) de ere-compagnie van het Garderegiment Prinses Irene voor de eerste maal paradeerde in het ceremonieel tenue. Een opvallend onderdeel van dit ceremonieel tenue is, naast de rode jas, het hoofddeksel. In dit artikel beschrijf ik de geschiedenis en het gebruik van dit hoofddeksel – de helmhoed – en de onderscheidende elementen van deze “fuseliershelm”.

De helmhoed

Een tropenhelm of helmhoed is een nauw om het hoofd sluitend lichtgewicht hoofddeksel dat vaak wordt gebruikt in tropische en subtropische landen om het hoofd te beschermen tegen zon en / of regen. Daarnaast biedt de helmhoed ook enige bescherming tegen vallende voorwerpen zoals takken, kokosnoten of andere boomvruchten. De helmhoed is enigszins waterwerend bij regen, raakt niet doorweekt en wordt dus niet zwaar. De (militaire) helmhoed had niet de functie en doelstelling vergelijkbaar met de huidige gevechtshelm.

Militair historische context

In 1868 werden door Britse koloniale troepen voor het eerst tropenhelmen gedragen tijdens de veldtocht in Ethiopië. Deze helmen werden gebruikt door zowel infanteristen als cavaleristen. Binnen enkele decennia volgden de meeste koloniale machten het Britse voorbeeld; in de meeste gevallen betrof het een kurken helm met een overtrek van textiel. De helmhoed van het uitgaanstenue was voorzien van goudkleurige versieringen, zoals een helmplaat op de voorzijde, een piek bovenop en knoppen aan de zijkanten. Hoofd- en opperofficieren droegen een helmhoed voorzien van een gouden rand. Te velde werden er geen versieringen gedragen.

Binnen de Koninklijke Landmacht werd de helmhoed gebruikt door het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Bij de oprichting van het KNIL in 1830 werd de sjako ingevoerd als hoofddeksel bij het veldtenue. In 1894 werd, na zeer veel klachten, de sjako vervangen door de helmhoed. De donker gekleurde helmhoed had een lage prijs en was ook in Nederlands-Indië gemakkelijk te fabriceren. Vanaf 1910 werd bij het KNIL de helmhoed alweer vervangen door een bamboe tropenhoed. De helmhoeden werden ook na 1910 nog gebruikt bij het KNIL, maar maakten geen onderdeel meer uit van het officiële tenue.

Ontwerp

In en op het ceremonieel tenue, van de hand van Frans Smits Sr (zie kader), komt de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene tot uitdrukking. Het stamonderdeel van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene (GFPI) werd tijdens de oorlogsjaren in Engeland opgericht. Het ontwerp van het ceremoniële tenue is daarom gebaseerd op de oeroude Britse infanteriekleding, een rode scharlaken jas met donkerblauwe broek. De Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene omvatte alle wapens en dienstvakken van de Landmacht en er werd gedurende de Tweede Wereldoorlog tijdelijk een grote groep Mariniers ingedeeld. Elementen die hiernaar verwijzen zijn in en op het ceremonieel tenue verwerkt.

De helmhoed GFPI

De helmhoed is gebaseerd op een typisch Britse infanteriehelm. De kurken helmhoed is overtrokken met zwart fluweel. Aan de voorzijde van de helm bevindt zich de zogenaamde helmplaat. De helmplaat bestaat uit een vijfpuntige ster. Deze ster herinnert aan de Geallieerde 'invasiester' zoals destijds aangebracht op de voertuigen van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Het midden van de ster is een oranje kokarde waarop het regimentsembleem (de gekroonde banderol met de woorden 'Prinses Irene') is aangebracht. Bovenop de helmhoed is een vierpuntige rozet van goudkleurig metaal bevestigd. De punten van deze rozet zijn bladvormig en op de rozet staat een zeskantige piek van 60 millimeter. Deze piek is zoals die van het Korps Mariniers, terwijl de witmetalen leeuwenkophaken aan de zijkanten dezelfde zijn als die op de kolbak van de Cavalerie en Koninklijke Marechaussee. Aan deze leeuwenkophaken wordt de kinketting bevestigd. De kinketting is gemaakt van goudkleurige metalen ringen op zwart soepel leder. Hoofdofficieren zijn te herkennen aan een helmhoed met een gouden rand.

Het gebruik

De helmhoed is licht van gewicht, goed sluitend om het hoofd met redelijke ventilatie door een losstaande zweetband aan de binnenzijde en de diverse ventilatiegaatjes. De helmhoed ziet er krijgshaftig uit en het gezicht, de ogen en de nek van de drager worden behoorlijk beschut tegen de zon. De helmhoed is ook gemakkelijk te reinigen. De helmhoed wordt recht op het hoofd geplaatst, zodanig dat men net onder de vizierklep door kan kijken wanneer men in de houding staat. Met de veter aan de binnenzijde is de helm op de juiste hoogte af te stellen. De kinketting wordt op de punt van de kin gedragen. Van de niet-gebruikte losse ringen wordt steeds de derde ring aan de leeuwenkophaak gehangen.

In Nederland worden de helmhoeden alleen nog gedragen bij de ceremoniële tenues van het Korps Mariniers, het Regiment van Heutsz en het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. De helmhoed behorende bij het ceremoniële tenue van het Regiment van Heutsz is een exacte kopie van het KNIL model 1894.

Curiositeit

Op 11 januari 2018 gaf Generaal-majoor der Fuseliers b.d. Hans van der Louw zijn ceremoniële tenue in bruikleen aan de Regimentsverzameling. Bijzonder, want het tenue wijkt af van het origineel ceremonieel tenue. Enerzijds, omdat de toenmalige Commandant Landstrijdkrachten het dragen van de helmhoed bij zijn toenmalige functie niet gepast vond en daarom werd de gebruikelijke ceremoniële helmhoed vervangen door een generaalspet. Anderzijds, omdat hij als Adjudant-generaal van Z.M. de Koning te paard het Binnenhof betreedt tijdens Prinsjesdag. Een bereden fuselier dus en daardoor de enige fuselier met sporen aan zijn laarzen. Dit uniek ceremonieel tenue is tentoongesteld in een vitrine in gebouw 18.

Bronnen: Wikipedia, www.fuseliers.nl, Vaandeldrager 124, Defensiekrant nr. 18 (2014), www.nmm.nl en het Regimentsboek (Sonnemans, Verweij e.a. 5e druk).

Tekst: Lkol b.d. Andy van Dijk